Koolrabi kan wit of paars zijn. Het heeft een gladde, ovaalvormige knol. 

 

Koolrabi kan zowel rauw als gekookt worden gegeten. Rauw heeft koolrabi een gelijkaardige smaak als radijzen met een zoetige toets. Ook de textuur is nauw verwant aan een radijs. Gekookt doet koolrabi meer denken aan bloemkool, opnieuw met een zoetige toets.

 

Deze koolsoort is eenvoudig klaar te maken: de bladeren en bladstelen wegsnijden, bovenaan en onderaan en schijfje wegsnijden, afspoelen onder de kraan en je kan beginnen schillen (hoeft niet altijd). 

 

Koolrabi koken duurt 10 à 15 minuten en doe je best in weinig water met een snuifje zout. Het kan gewoon gekookt worden opgediend, maar gaat ook goed samen in bechamelsaus of in een lichte kaassaus. Koolrabi past ook goed in ovenschotels, in  roerbak- en wokbereidingen of in soepen.

 

Koolrabi wordt het best bewaard in de koelkast. Het voornaamste gevaar bij koolrabi is uitdroging: eens je erin hebt gesneden, is het belangrijk om het goed in te pakken.